Oorlogstijd

Het is de Spoorwegen achteraf vaak verweten dat zij hebben meegewerkt aan de belangen van de Duitse bezetter, zoals het vervoeren van Joden naar de concentratiekamp en het wegvoeren van Nederlandse arbeidskrachten en kapitaalgoederen naar de Duitse industrie, en Duitse troepen en wapens door Nederland. Maar in 1944 zijn zij wel gaan staken.
Dit heeft grote gevolgen gehad.
Niet alleen voor de stakende gezinnen die nu geen ‘man in huis’ (want zij moesten onderduiken) en geen salaris meer hadden, maar voor het hele land! De Hongerwinter, die vooral het westen van Nederland trof, werd veroorzaakt door het transportprobleem en niet door een gebrek aan voedsel.



De spoorwegstaking van 1944 was een nationale staking van het Nederlandse spoorwegpersoneel, die duurde van september 1944 tot de bevrijding in mei 1945.
Na een oproep van Radio Oranje op 17 september 1944, met codebericht: “De kinderen van Versteeg moeten onder de wol”, legden 30.000 personeelsleden van de NS het werk neer.
Marie Anne Tellegen verzetsvrouw die naast de SD woonde op de Maliebaan, was actief betrokken bij de organisatie van de Spoorwegstaking van 1944. Zij zat in de leiding van het Nationaal Comité van Verzet.
De staking viel samen met het begin van Operatie Market Garden, de komst van geallieerden strijders. Het Nationaal Steun Fonds heeft een belangrijk deel van deze staking kunnen financieren.
Vanwege de staking moest het stakende personeel onderduiken en kregen zij geen salaris meer.
Hierdoor kwamen de gezinnen in de problemen.
Marie Anne Tellegen regelde dat zij geld kregen.

Nu komt het:
De kleindochter van de ‘bankier van het verzet’ – de oprichter van het Nationaal Steun Fonds – woont tegenwoordig in een van NS huizen.

En ik, Nicole, ken de vrouw die hier het geld kwam brengen als jong meisje. Chris de Leeuw.


https://www.rtvutrecht.nl/nieuws/3576089/chris-de-leeuw-97-bracht-in-de-oorlog-geld-naar-families-van-onderduikers-ze-wisten-niet-of-ik-vriend-of-vijand-was

In het artikel staat Tuindorp, maar Tuindorp was in die tijd geen Utrecht maar hoorde bij de gemeente Maartensdijk. Tuindorp behoort sinds 1 januari 1954 tot de gemeente Utrecht. Daarbij geldt onze wijk, de Tuinwijk, als de wijk waar destijds veel spoorwegpersoneel woonde.
Grote kans dat Chris de Leeuw hier vroeger geld kwam langsbrengen dat ook wel ‘roggebroodje’ werd genoemd omdat een stapel biljetten ingepakt het formaat van een roggebroodje had.
Chris de Leeuw (1925) is in dit werk gerold omdat Bep Twaalfhoven bij haar aan de deur stond.
Bep Twaalfhoven (1918-1993) woonde destijds ook aan de Maliebaan. Ze kende Chris nog niet, maar kende wel de neef van Chris, Alphons de Leeuw van hun schooltijd op het Bonifatius.
Voor zover we weten staat Bep Twaalfhoven niet bekend als verzetsvrouw, maar de laatste tijd is er veel aandacht voor de vrouwen van het verzet. Ze werden afgedaan als ‘koeriersters’ en alle eer ging naar de mannen. Nu zien we dat de vrouwen een veel grotere bijdrage hadden dan we altijd aannamen. Trouw heeft daar afgelopen jaar (2023) veel aandacht aan besteed.
Dit zou ook kunnen gelden voor Bep Twaalfhoven die later aan Chris heeft verteld dat ze vaak groepen mensen in haar huis kreeg als zijnde ‘katholieke bijeenkomsten’ maar zo makkelijk in oorlogstijd ook de verzetsbesprekingen kon huisvesten. Onder de neus van de Duitsers bleek vaak de veiligste plek.


Terug in de straat waar ze is geboren

Monique van Arnhem op Bucheliusstraat 9

Hoeveel mensen wonen er in de Tuinwijk die hier geboren zijn?
Omdat het huurhuizen zijn erf je niet het huis van je ouders. Toch is Monique van Arnhem, bewoner van Bucheliusstraat nummer 9 geboren in de Bucheliusstraat. In 1970 woonden haar ouders en 3 broers op nummer 14 bis, een groot bovenhuis. Het was er heerlijk spelen herinnert ze zich. Er werd gevoetbald in de lange gang (moeder deed vrolijk mee) en verstoppertje gespeeld waarbij je je goed kon verstoppen op de zolder. Er zat zelfs, per ongeluk, een doorgangetje in de zolder naar de buren waardoor de buurjongen van de familie Weenink op 16 bis ineens in het huis stond. Ze heeft goede herinneringen aan deze buurt en de eindeloze speelmogelijkheden.  Er waren zoveel grote binnentuinen waar ze stiekem speelden. Ze herinnert zich hoe ze de grote tuin achter het Fraterhuis aan de Grave van Solmstraat inklommen en er via de bomen er weer uit klauteren. Of het terrein van de aannemer achter de poort en daar per ongeluk opgesloten raken ’s avonds. De kinderen hadden een voorkeur voor alles wat niet mocht, zoals kattenkwaad uithalen, pesterijen en op plekken komen waar ze niet mochten komen. Het scheelde dat de jeugd in die tijd nog geen mobieltjes had.  Ze weet nog dat haar broers vanaf het dakraam met een buks schoten naar hun vriendjes in de van der Mondestraat.
Of de boze buurman die een hekel had aan stroepranden, het spel waarbij aan beide zijden van de weg iemand staat en probeert de bal precies tegen de stoeprand te gooien waardoor de bal terugstuitert. Dat dit spel niet door iedereen werd gewaardeerd lezen we al in Utrechtsch Nieuwsblad van 1933. Maar ook de Bucheliusbuurman was er niet blij mee en kon dan woest naar buiten komen en heeft eens de bal lek gestoken met een mes.

Een ander ‘spel’ dat Monique zich herinnert is het ‘wespen vangen’ in het rozenperk van de Gerard Noodtstraat. Ze deden wedstrijdje wie de meeste wespen konden vangen in een glazen jampotje. En wanneer ze klaar waren vroegen ze zich af hoe ze dan de boze wespen weer konden bevrijden. Dus gooiden ze de glazen pot zo ver mogelijk weg waar ze in scherven uiteenvielen.
Op nummer 2 woonde toen een vrouw die bekend stond als NSB’er en daar mochten de kinderen van hun ouders nooit nieuwjaarsgeld ophalen van de krantenwijk. Wel ging Monique met haar vriendinnen met een tennisbal in een panty met hun rug tegen de muur van nummer 2 staan en dan heen en weer zwieren met de bal. Op internet vonden we een rijmpje dat gezongen werd bij dergelijke panty-spelletjes, misschien ken je het of zong je een ander:
..achter de molen staat een bloem…een bloem…. Een bloem
achter de molen staat een bloem een…bloem bloem bloem…
en dan elke keer als je ‘bloem’ zei  sloeg je de bal met panty tussen je eigen benen tegen de muur… Dat zal geen pretje zijn geweest bij deze dame binnen.
Monique en haar broers zagen hun kans wanneer de ouders weg waren om met een matras van de trap te glijden. Alle verdieping langs. Gelukkig hadden ze heel fijne onderburen, een heel lief ouder echtpaar die dol was op kinderen en geen bezwaar maakten tegen de herrie, want gehorig, dát zijn de woningen altijd al geweest.
Moniques vader was hoofdconducteur bij de NS, en omdat de NS slecht betaalde kluste hij, net als veel ander NS-personeel, bij als verhuizer. Ook haar broers gingen bij het spoor werken. De oudste als elektricien en de tweeling als treindienstleiders.

Toen haar broers uit huis waren wilde haar moeder heel graag naar een benedenhuis met tuin. Toen Burmanstraat nummer 6 vrijkwam zijn ze daarheen verhuisd. De grote laurier die daar nog altijd in de tuin staat heeft haar vader nog aangeplant als kleine struik.
Later is Monique op haarzelf gaan wonen, maar ze had de wens om terug te keren naar de Tuinwijk, maar ja, daar heb je een lange inschrijfduur voor nodig. En toch gebeurde het. Hoewel ze 3de op de lijst stond is zij het geworden!

Nu is Monique terug in de straat waar ze is geboren. Ze kent al een deel van de buren; Antoinette, familie Felix, Ria en Huug Smakman, Charles Chamboné. Ze houdt van de Tuinwijk en van deze wonderlijke huizen met speciale details. Ze vindt het wel jammer dat het tegelwerk van de schouw door een eerdere bewoner verwijderd is en ook de indeling met de glas-in-lood schuifdeuren is er niet meer. Ze woont er nu met veel plezier met haar 4 katten. Nu ja, wanneer je een vriendin hebt die bij het dierenasiel werkt kun je gewoon geen NEE zeggen.

In ieder geval: “Ik wil hier nooit meer weg!”